dinsdag 20 mei 2025

 



Knap staaltje schrijfkunst over familiebanden

Met haar nieuwe roman Gaan is Roxana Robinson niet aan haar proefstuk toe. De schrijfster schreef reeds zes romans, drie verhalenbundels en een biografie van kunstenares Georgia O’Keeffe. Gaan, vertaald door Marian van der Ster en Karina van Santen, gaat over Sarah en Warren die elkaar opnieuw tegenkomen wanneer ze prille zestigers zijn. Veertig jaar ervoor waren ze een koppel, maar ze gingen door een misverstand uit elkaar. Nu is Sarah gescheiden en Warren getrouwd. Het tweetal neemt de draad weer op en al snel hebben ze een hechte relatie. Wanneer ze hier echter mee naar buiten treden, stuiten ze op hevige weerstand van Warrens dochter. Wat volgt is een minutieus verslag van de pijn die een dergelijke situatie met zich mee kan brengen, wanneer partijen zich zo ingraven tot er enkel nog oplossingen zijn die enorme pijn en verdriet met zich meebrengen.

Het boek bestaat uit vijf delen die bestaan uit relatief lange hoofdstukken. De schrijfster gebruikt regelmatig hele mooie zinnen.

‘Het is vreemd om ’s ochtends thuis te komen. Het voelt alsof ze het huis ergens in heeft gestoord.’

‘Ze legt de ene hand over de andere alsof ze twee handen nodig heeft om haar verdriet in toom te houden.’

Sommige paragrafen getuigen van duidelijk meesterschap en zijn zelfs een aaneenrijging van prachtige zinnen.

Ook krachtige beelden zijn de auteur niet vreemd. Zo beschrijft Warren zijn gevoelens voor Sarah als altijd al deel zijnde van zijn leven, maar ondergronds gegaan als een rivier al die tijd en nu weer opgedoken.

‘De opluchting stroomt van haar af als mist van een berg.’

Robinson schildert trefzeker emoties en gebruikt hiervoor het ‘show, don’t tell’-principe. Zo is het hoofdstuk waarin Warren zijn vrouw op de hoogte brengt van een ontroerende schoonheid. Warren kan zich niet voorstellen dat hij het nog langer uithoudt thuis, maar tegelijkertijd kan hij er niet bij dat hij zijn vrouw zoiets wil aandoen. Hij wil weggaan en tegelijk wil hij haar troosten.

Af en toe valt de auteur lichtjes in herhaling in haar weliswaar goede pogingen om het uiteenvallen en de verwijdering in het huwelijk te beschrijven.

Het boek begint wat moeizaam, maar gaandeweg komt het los en wordt het almaar mooier. Het beloont de volhouder met een goed uitgewerkt verhaal over pijn en verlies, emoties en familiebanden.

Graag bedank ik uitgeverij Atlas Contact voor het recensie-exemplaar.


zondag 20 april 2025

 



Om stil van te worden

 

Met Levende wezens, vertaald door Annemarie Raas, schrijft de Finse Iida Turpeinen een opmerkelijk boek. Turpeinen onderzoekt de relatie tussen wetenschap en literatuur. In dit bekroond en bejubeld debuut verhaalt ze over de ontdekkingsreis in opdracht van de Russische tsaar Peter de Grote en zijn opvolgster Anna. Opdracht is om een noordelijke route te vinden tussen Azië en Amerika. Op die tocht door de Beringzee strandt het schip op het Beringeiland waar onderzoeker Steller de Stellerzeekoe ontdekt in 1741 en het dier haar naam geeft.

‘Nu doet onze hoofdpersoon haar intrede, de stellerzeekoe, hoewel het gebruik van die naam op dit punt vreemd aanvoelt. We zijn nog ver verwijderd van het moment waarop Steller het levenslicht ziet; de hele menselijke soort heeft nog twee miljoen jaar nodig om ten tonele te verschijnen.’

Het dier leeft geïsoleerd en zonder natuurlijke vijanden op de Aleoeteneilanden tot de wind en het toeval het samenbrengt met de mens. Amper 27 jaar later is het dier uitgeroeid. Ook andere dieren passeren de revue in het boek. Ze worden ontdekt, geëxploiteerd en sterven uit tot grote verbazing van de op dat moment hiervan onwetende mens. Wat volgt zijn vele voorbeelden waarin de mens geen pogingen onderneemt een soort te redden of hierin volledig of grotendeels faalt.

Het boek doet in het eerste gedeelte denken aan De thuiskomst van Anna Enquist over de lotgevallen van James Cook die in 1775 de zuidelijke route voer. Ook in Levende wezens worden op een interessante manier de lotgevallen van de aanwezigen op het schip beeldrijk en boeiend verhaald. Na de belevenissen van de noordelijke route komt de nadruk in dit boek echter afwisselend te liggen op geschiedkundige stukken over de evolutie van de eerste levende wezens in het water tot aan het ontstaan van de mens; alsook op ontdekkingen van andere diersoorten, het uitsterven ervan en de vergeefse zoektocht naar overblijvende exemplaren.

Het boek leest vlot en is spannend. Het laat je kennismaken met verschillende historische gebeurtenissen, toenmalige visies en weetjes en verveelt geen moment. Over de Stellerzeekoe wordt bijzonder beeldend verteld dat het hart de grootte van een wastobbe heeft en de lever de grootte van een flinke hond. Het is fascinerend om te leren hoe dieren kwaad doen mensen geen slecht geweten bezorgde: dieren waren immers door God aan de mens toevertrouwd om mee te handelen naar eigen goeddunken. Ook leren we over wetenschapper Cuvier die plots beseft dat het feit dat er geen holenbeer of sabeltandkat meer gevonden wordt simpelweg betekent dat ze er niet meer zijn. Het besef dat soorten uitsterven komt op. Deze goddeloze gedachte is zo choquant dat men ze eerst probeert te ontkennen. Het duurt nog een hele tijd voor de gedachte geaccepteerd wordt. Lang wordt nog de eerdere visie van Linnaeus gevolgd dat dieren als getijdenpoelen zijn: als er ergens weinig zijn, zijn er op een andere plaats veel, maar het aantal blijft stabiel. Het is dan ook normaal gedrag om bijvoorbeeld honderden zeekoeien te doden en er enkel de  10 à 20 procent die na het doden aanspoelt, van te gebruiken. We leren over de gevolgen als er in de voedselketen gaten vallen. Zo struikel je oorspronkelijk over de otters, maar de jacht op hun pelzen roeit hen op korte tijd uit, waardoor de zee-egels zich zonder natuurlijke vijand ongehinderd voortplanten, een overvloed aan algen eten en zo de zeekoe laten sterven van de honger. Ook over het trieste einde van de gigantische Beringaalscholver met zijn vleugelwijdte van één meter, de reuzenalk met zijn prachtige eieren of de enorm talrijke trekduiven wordt verhaald. Telkens is het de hebzucht, jacht, eierrooftocht als vermaak of simpele onwetendheid die de dieren de das omdoet.

Het is een boek waar je stil van wordt. Je leeft gemakkelijk mee met de beschreven diersoorten die hun kennismaking met de mens niet overleven. Terzelfdertijd is het zeer boeiend om te lezen dat mensen in eerste instantie vanuit toenmalige visies niet beter wisten. De schrijfster slaagt erin dit alles helder uit te leggen, zonder prekerig over te komen. Iida Turpeinen vermeldt in haar dankwoord echter ook de vele honderden soorten die uitgestorven zijn tijdens het schrijven van haar boek. Daarmee toont ze aan dat de mens ook nu nog steeds niet (voldoende) bijgeleerd heeft. Voor al wier hart voor dieren klopt, maar ook voor al wie simpelweg geïnteresseerd is in de wereld om hem of haar heen, is dit boek een heel grote aanrader. 



donderdag 20 maart 2025

 



Duister sprookje met puntige doornen

 

Na Verdwijnende aarde schrijft Julia Phillips nu Beer, vertaald door Arjaan en Thijs van Nimwegen. Het verhaal speelt zich af op San Juan Island in de Amerikaanse Pacific Northwest waar Sam Arthur en haar zus Elena worstelen om de eindjes aan elkaar te knopen. Hun moeder is zwaar ziek en heeft veel hulp nodig. Het leven is zwaar. Toch trekt Sam zich op aan de belofte die de zussen elkaar gedaan hebben om ooit het eiland te verlaten en elders een beter leven te leiden. Wanneer er plots een wilde beer opduikt, verandert echter alles. Terwijl Sam zich ernstig zorgen maakt, bloeit Elena open door de komst van de beer. Ze zoekt toenadering tot de beer en is plots niet meer geneigd het eiland te verlaten. Wanneer Sams pogingen om via de autoriteiten de beer te verjagen op niets uitdraaien, besluit ze tot drastischere methodes over te gaan.

Dit verhaal heeft veel weg van een modern sprookje. Sam vergelijkt zichzelf met Assepoester, de zussen dromen van een sneeuwwitte en een rozerode struik, de veilige bossen zijn nu gevaarlijk door de komst van een schepsel dat erin binnengedrongen is, de boze stiefvader had hen geterroriseerd en hun huis overwoekerd met doornstruiken.

Thema’s die heel duidelijk door het boek heen lopen zijn zusterschap, obsessie en jaloezie. Over zusterschap merkt Sam op: ‘Dit was liefde: zij tweeën samen in de keuken aan het einde van iedere dag. De enige verbintenis die hun hele leven zou duren. Korte zinnetjes, ergernissen, een begrip dat zo volledig was dat ze de tekst van hun ruzie niet eens hoefden uit te spreken.’ We zitten het volledige boek in het hoofd van Sam. In een woeste, prachtige wereld leeft zij een behoorlijk geïsoleerd leven. Ze gaat geen emotionele verbintenissen aan met anderen. Enkel haar zus doet er écht toe voor haar. Ze kan niet begrijpen dat haar zus een eigen leven voor zichzelf uitkerft in hun dagelijks bestaan en is jaloers en geïrriteerd over elk ander contact dat Elena legt, met bijvoorbeeld haar collega op het werk. Wanneer de beer komt, komt dit alles in een enorme stroomversnelling. Sam is tot alles bereid om de afstand die tussen haar en Elena groeit te overbruggen. Door al Sams onderhuidse idee-fixen voel je de zussen echter op rampspoed afstevenen.

Het boek valt op door zijn vele mooie zinnen. ‘Boven hen huiverden de naalden. Meteoren trokken sporen door de lucht. De maan, wanneer die vol was, vormde een gat in het duister, een open deur naar een andere wereld.’

‘Nu begreep ze beter wat pijn eigenlijk was – geen glas dat op een tegelvloer viel, één verschrikkelijke knal, maar een boom die jarenlang moest groeien in een te beperkte ruimte. Takken die opkrulden, bladeren die vielen. Iets levends wat zich, genadeloos gedwongen, moest overgeven. Dat deed het verdriet met hen.’

Julia Phillips slaagt erin een duister sprookje neer te zetten vol magie en onderhuidse spanning. De giftige jaloezie en obsessie zorgen voor een sfeer die de lezer geen andere keus laat dan ademloos deze opbouwende spanning te aanschouwen en een ramp te voelen aankomen die onafwendbaar is.


 



Knappe thriller in Noord-Zweeds skioord

 

Met Verborgen in de schaduw schrijft Zweeds bestsellerauteur Viveca Sten haar tweede deel in de Aremoorden. In Verborgen in de sneeuw leerden we reeds Hanna Ahlander kennen die in het Noord-Zweedse skioord Are komt werken en daarmee het team van Daniel Lindskog vervoegt. In dit tweede deel vindt er deze keer een brute moord plaats op voormalig olympisch skikampioen Johan Andersson. Daarnaast is er een tweede verhaallijn waarin we Rebecka Ekvall, de vrouw van de hulppredikant van een sekte volgen. Zij wordt thuis enorm onder de duim gehouden door haar gewelddadige echtgenoot en vreest meer en meer voor haar leven.

Het boek valt meteen stevig in huis met de ontdekking van de moord. Vanaf hoofdstuk twee krijgen we dan op een vlotte manier een korte herhaling van de belangrijkste personages en achtergrond uit boek één, wat dit boek prima leesbaar maakt ook voor wie het eerste boek niet gelezen heeft. In tegenstelling tot het vorige boek maakt dit boek regelmatig gebruik van flashbacks om de voorgeschiedenis van Rebecka uit te werken. We volgen niet alleen haar perspectief, maar ook dat van Hanna, Daniel, collega Anton en de vrouw van de skiër.

Een klein minpuntje is dat er net zoals in het vorige boek af en toe kleine zaken herhaald worden die reeds eerder in het boek verteld zijn. Dat heeft iets onnodigs.

Interessant zijn de heldere uitweidingen over religieuze sektes en geweld tegen vrouwen. Ook de karakters worden mooi uitgediept en zijn absoluut niet zwart-wit. De lezer zal het niet moeilijk hebben om met hen mee te leven.

De plot volgt verschillende pistes en zet de lezer af en toe mooi op het verkeerde been. Hoewel ik persoonlijk het vorige boek nog iets spannender vond, is ook dit tweede deel weer heel aangenaam om te lezen. Bedankt aan Boeken (Ruil en Weggeef) club voor het geschenkexemplaar.


 


Kleurrijk pareltje vol levenslessen

 

Ik was heel nieuwsgierig naar Ergens, dichtbij van Daan Remmerts de Vries. Hij scheef en illustreerde al zo’n zeventig jeugdboeken en romans en zijn werk werd meermaals bekroond. Met Ergens, dichtbij maakte hij een kinderboek dat ook voor volwassenen zeer de moeite waard is. Een meisje ontdekt een vis onder het ijs en vindt het zielig dat hij gevangen zit, de vis vindt het echter zielig dat het meisje gevangen zit. Samen maken ze een wak in het ijs en hebben een heerlijk gesprek over hoop, vrijheid, vriendschap, maar ook over de kracht van stilte.

Het boek staat vol met grote, prachtige en krachtige tekeningen met veel kleur. Soms vullen die hele pagina’s zonder tekst. Maar ook de tekst zelf is absoluut niet te versmaden.

‘Sommige vissen leven in een school,’ zei de vis. ‘Maar ik niet. Ik ben meestal alleen.’

‘Ik ben ook alleen,’ zei Sarah.

‘Misschien,’ zei de vis ‘kunnen we dat samen zijn.’

Ook leren we onder meer dat je vooral door te luisteren vrienden wordt.

Ergens, dichtbij is een prachtige uitgave met harde kaft en leeslintje. Op vele pagina’s staan levenslessen zoals dat het erom gaat dat je kijkt. Niet naar wat je hoopt te vinden, maar naar wat er is. Dit maakt het een boek om traag te lezen en telkens opnieuw van te genieten en dat voor jong en oud. Van harte bedankt aan BoekenWurmen voor het geschenkexemplaar.

woensdag 26 februari 2025


 


Meeslepende familieroman


Wacht op mij van Gerda van Wageningen is het eerste deel van de historische ‘Stoomtram’-trilogie. De auteur is daarmee niet aan haar eerste trilogie toe. Ook nu weer speelt het verhaal zich af begin 20ste eeuw. De familie Emmerzael verhuist naar Krooswijk op het eiland Hoeksche Waard voor vaders werk bij de Rotterdamse Tramweg Maatschappij. Dan overlijdt de moeder in het kraambed en de 19-jarige Cora ziet zich plots voor de plicht gesteld om de zorg voor het kroostrijke gezin op zich te nemen. Bovendien wil vader dat ze ook later de zorg voor hem zal blijven dragen. Cora’s droom om te trouwen en haar eigen gezin te stichten, gaat daarmee aan diggelen. Krijgt zij ooit nog perspectief op een eigen leven?

In deze roman is het meteen duidelijk dat de auteur heel goed is in het beeldend weergeven van het verleden en de rol van eenvoudige mensen daarin. We krijgen uitleg over het functioneren van de stoomtram en het roet dat overal op neerslaat, we zien alle kinderen op 12 jaar van school gaan en gaan werken, als jongen bij de tram of de boer, als meisje in een dienstje bij een welgesteld gezin of op een boerderij. We maken mee hoe Koningin Wilhelmina de volwassen leeftijd bereikt en officieel koningin wordt. Stoomtrams vervangen meer en meer de paardentram en stoomschepen vervangen stilaan de zeilschepen. Vooral de ontsluiting van eilanden als Goeree-Overflakkee en Schouwen-Duiveland wordt goed in de verf gezet. Er ontstaan op enkele jaren tijd meer en meer tramlijnen tussen de veerverbindingen en eilanden staan niet meer totaal geïsoleerd. Toch blijft te voet gaan in de dichtbije omgeving de hoofdbezigheid, want voor veelvuldige uitstapjes heeft de gewone man tijd noch geld. We leren ook hoe de tram ‘het moordenaartje’ of ‘de brokkendoos’ wordt genoemd, want deze nieuwe uitvinding reed naar de normen van toen snel en soms werd er daardoor iemand aangereden of kantelde er een wagon.

‘Hazen vraten heel graag van de hopen wachtende suikerbieten op de laadplaatsen en die werden dan ook regelmatig doodgereden op het spoor. Dan werden die beesten mee naar huis genomen als een welkome aanvulling op het menu van het trampersoneel. Maar na het verwerken van de bieten bleef de pulp over en de pulptrams zorgden voor heel veel stinkende viezigheid midden in het dorp, omdat de tram daar nu eenmaal doorheen reed.’

De gebeurtenissen worden meeslepend beschreven. Je leeft meteen mee met Cora’s belevenissen en die van het gezin Emmerzael. We zien hoeveel nadruk er lagen op plicht en gehoorzaamheid aan de ouders in een mate die we ons nu niet meer kunnen voorstellen. Daardoor zit Cora echt vastgeketend in een leven dat ze niet wil, zodat je alleen maar heel erg kan meeleven met haar. Wat ook veel indruk maakt, is hoezeer schandalen van een individu hun gevolgen kennen voor de volledige familie, zowel op persoonlijk als op professioneel vlak.

De schrijfster neemt haar tijd om de personages goed uit te werken. Zo is Cora zorgend en flink, is vader bars en dominant, Anneke pragmatisch en vroegwijs, …

Een minpuntje aan het boek is dat er een aantal keer iets wordt verteld dat al eerder is verteld in het boek. Het lijkt of de auteur hier even vergeten is dat ze dit al verteld had. Dat stoort op dat moment wel even, hoewel het om kleine dingen gaat.

Wie begint aan de ‘Stoomtram’-trilogie zal heel beeldend de prille twintigste eeuw voor zich zien en daar vol interesse de avonturen van Cora en haar familie kunnen meebeleven. Van Wageningen plaatst haar lezer werkelijk op de eerste rij om dit mooie verhaal mee te maken. De lezer kan zo genieten van een lief en romantisch verhaal over deze boeiende streek en familie en dat in een interessante tijdsperiode.

Deze recensie verscheen eerst op Hebban.nl


 


Verloren zielen


In De bessenplukkers, van Amanda Peters, vertaald door Caecile de Hoog, verliest de indiaanse Joe op een dag zijn vierjarige zusje Ruthie uit het oog tijdens de bessenpluk. Ruthie verdwijnt van de steen waarop ze zat. Joe zal zich zijn hele leven schuldig voelen en dit zal zijn levenswandel en beslissingen tekenen. Een eind verderop woont Norma. Ze heeft last van vreemde dromen die niet lijken te passen bij haar leven, maar weggewuifd worden als fantasie door haar witte familie. Pas als Norma op middelbare leeftijd is, zal ze de duistere geheimen ontsluieren die haar gezin angstvallig geheim hield.

Schrijfster Amanda Peters is van gemengde Mi’kmaq en Europese afkomst en werkt op het Institute of American Indian Arts. Ze schreef reeds een kortverhalenbundel, maar De bessenplukkers is haar debuutroman. Hierin vertelt ze over de Mi’kmaq, een indianenvolk. Hoewel het boek genomineerd werd en prijzen won, kon het mij niet volledig bekoren. De auteur weidt relatief weinig uit over het leven en de gewoonten van de Mi’kmaq, wat jammer is. Toch is dit misschien net wat het realistisch maakt. Hoewel iedereen het gezin van Joe in de gaten houdt omwille van hun donkere huid, zijn ze behoorlijk westers. Enkel de ouders spreken nog de taal, hoewel de vader inspeelt op de stereotypen en zijn kennis van het Engels grotendeels verbergt als dit geld kan opbrengen bij onwetende toeristen die een indiaanse gids wensen.

Dit racisme en deze vooroordelen komen doorheen het boek op verschillende plekken naar voren. Zo hoort Joe al als kind dat zijn ‘indianenbloed’ zuur is. Hij zal zich een groot deel van zijn leven afvragen of hij een slechtere inborst heeft louter omdat hij indiaans is. Vader wordt dan weer gecomplimenteerd met zijn lichter getinte dochter Ruthie, want zij zal hier voordeel van hebben, als hij tenminste stopt met ‘dat brabbeltaaltje’ tegen haar te spreken. Wanneer Ruthie verdwijnt, onderneemt de politie niets en dreigt de landeigenaar hen al snel te vervangen wanneer ze te lang blijven zoeken naar Ruthie. Doorheen het boek zien we een evolutie wanneer dat racisme vermindert eenmaal er zoveel donker getinte arbeidsmigranten zijn dat niemand er meer van opkijkt.

De hoofdstukken vanuit het perspectief van Joe springen heen en weer tussen zijn kindertijd en jeugd en zijn oude ik in het heden. Hij overdenkt de vele fouten die hij gemaakt heeft en de vele mensen die hij gekwetst heeft als ‘verloren ziel’ zoals zijn moeder hem noemt. Hierin merken we dat het schuldgevoel over Ruthies verdwijning nooit helemaal verdwijnt. We zien hoe de hele familie na jarenlang zoeken naar Ruthie langzaam ten onder gaat aan het niet-weten of ze nog leeft of niet.

Joes perspectief wisselt telkens af met dat van Norma die opgroeit met telkens terugkomende dromen en veel verwarring in een donker huis waar de gordijnen nooit open mogen en de obsessieve moeder haar als een havik in de gaten houdt uit angst haar te verliezen. ‘Als er iets was waar mijn moeder in uitblonk, was het inspelen op schuldgevoel.’

Het boek kent vele mooie zinnen en knappe beelden, zoals hoe ‘alles wat in het diepe duister van haar geweten verborgen lag naar buiten sprong en lag te klapperen als een vis op de oever van een meer.’

Of ook

‘We namen haar stilte mee naar huis in de auto. Ze kleefde aan mijn kleren, zat in mijn haar, was onder mijn nagels gekropen, woonde in de zuchten van Mark. Ze sliep tussen ons in.’

De afwisseling tussen Joe en Norma is goed geschreven. Telkens een hoofdstuk eindigt, smaakt het naar meer en lees je nieuwsgierig door. Ook de psychologie tussen de personages is boeiend. Zo is de relatie tussen Norma en haar manipulerende, neurotische moeder goed uitgewerkt.

Kortom, een boek waar veel in zit qua spanning en psychologie, met als kleine minpuntje dat er misschien meer te leren viel over de cultuur van de Mi’kmaq.