Verloren zielen
In De bessenplukkers, van Amanda Peters, vertaald door
Caecile de Hoog, verliest de indiaanse Joe op een dag zijn vierjarige zusje
Ruthie uit het oog tijdens de bessenpluk. Ruthie verdwijnt van de steen waarop
ze zat. Joe zal zich zijn hele leven schuldig voelen en dit zal zijn
levenswandel en beslissingen tekenen. Een eind verderop woont Norma. Ze heeft
last van vreemde dromen die niet lijken te passen bij haar leven, maar weggewuifd
worden als fantasie door haar witte familie. Pas als Norma op middelbare
leeftijd is, zal ze de duistere geheimen ontsluieren die haar gezin angstvallig
geheim hield.
Schrijfster Amanda Peters is van gemengde Mi’kmaq en
Europese afkomst en werkt op het Institute of American Indian Arts. Ze schreef
reeds een kortverhalenbundel, maar De bessenplukkers is haar debuutroman.
Hierin vertelt ze over de Mi’kmaq, een indianenvolk. Hoewel het boek genomineerd
werd en prijzen won, kon het mij niet volledig bekoren. De auteur weidt
relatief weinig uit over het leven en de gewoonten van de Mi’kmaq, wat jammer
is. Toch is dit misschien net wat het realistisch maakt. Hoewel iedereen het
gezin van Joe in de gaten houdt omwille van hun donkere huid, zijn ze
behoorlijk westers. Enkel de ouders spreken nog de taal, hoewel de vader
inspeelt op de stereotypen en zijn kennis van het Engels grotendeels verbergt
als dit geld kan opbrengen bij onwetende toeristen die een indiaanse gids
wensen.
Dit racisme en deze vooroordelen komen doorheen het boek op
verschillende plekken naar voren. Zo hoort Joe al als kind dat zijn
‘indianenbloed’ zuur is. Hij zal zich een groot deel van zijn leven afvragen of
hij een slechtere inborst heeft louter omdat hij indiaans is. Vader wordt dan
weer gecomplimenteerd met zijn lichter getinte dochter Ruthie, want zij zal
hier voordeel van hebben, als hij tenminste stopt met ‘dat brabbeltaaltje’
tegen haar te spreken. Wanneer Ruthie verdwijnt, onderneemt de politie niets en
dreigt de landeigenaar hen al snel te vervangen wanneer ze te lang blijven
zoeken naar Ruthie. Doorheen het boek zien we een evolutie wanneer dat racisme
vermindert eenmaal er zoveel donker getinte arbeidsmigranten zijn dat niemand
er meer van opkijkt.
De hoofdstukken vanuit het perspectief van Joe springen heen
en weer tussen zijn kindertijd en jeugd en zijn oude ik in het heden. Hij
overdenkt de vele fouten die hij gemaakt heeft en de vele mensen die hij
gekwetst heeft als ‘verloren ziel’ zoals zijn moeder hem noemt. Hierin merken
we dat het schuldgevoel over Ruthies verdwijning nooit helemaal verdwijnt. We
zien hoe de hele familie na jarenlang zoeken naar Ruthie langzaam ten onder
gaat aan het niet-weten of ze nog leeft of niet.
Joes perspectief wisselt telkens af met dat van Norma die
opgroeit met telkens terugkomende dromen en veel verwarring in een donker huis
waar de gordijnen nooit open mogen en de obsessieve moeder haar als een havik
in de gaten houdt uit angst haar te verliezen. ‘Als er iets was waar mijn
moeder in uitblonk, was het inspelen op schuldgevoel.’
Het boek kent vele mooie zinnen en knappe beelden, zoals hoe
‘alles wat in het diepe duister van haar geweten verborgen lag naar buiten
sprong en lag te klapperen als een vis op de oever van een meer.’
Of ook
‘We namen haar stilte mee naar huis in de auto. Ze kleefde
aan mijn kleren, zat in mijn haar, was onder mijn nagels gekropen, woonde in de
zuchten van Mark. Ze sliep tussen ons in.’
De afwisseling tussen Joe en Norma is goed geschreven.
Telkens een hoofdstuk eindigt, smaakt het naar meer en lees je nieuwsgierig
door. Ook de psychologie tussen de personages is boeiend. Zo is de relatie
tussen Norma en haar manipulerende, neurotische moeder goed uitgewerkt.
Kortom, een boek waar veel in zit qua spanning en
psychologie, met als kleine minpuntje dat er misschien meer te leren viel over
de cultuur van de Mi’kmaq.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten