woensdag 26 februari 2025


 


Meeslepende familieroman


Wacht op mij van Gerda van Wageningen is het eerste deel van de historische ‘Stoomtram’-trilogie. De auteur is daarmee niet aan haar eerste trilogie toe. Ook nu weer speelt het verhaal zich af begin 20ste eeuw. De familie Emmerzael verhuist naar Krooswijk op het eiland Hoeksche Waard voor vaders werk bij de Rotterdamse Tramweg Maatschappij. Dan overlijdt de moeder in het kraambed en de 19-jarige Cora ziet zich plots voor de plicht gesteld om de zorg voor het kroostrijke gezin op zich te nemen. Bovendien wil vader dat ze ook later de zorg voor hem zal blijven dragen. Cora’s droom om te trouwen en haar eigen gezin te stichten, gaat daarmee aan diggelen. Krijgt zij ooit nog perspectief op een eigen leven?

In deze roman is het meteen duidelijk dat de auteur heel goed is in het beeldend weergeven van het verleden en de rol van eenvoudige mensen daarin. We krijgen uitleg over het functioneren van de stoomtram en het roet dat overal op neerslaat, we zien alle kinderen op 12 jaar van school gaan en gaan werken, als jongen bij de tram of de boer, als meisje in een dienstje bij een welgesteld gezin of op een boerderij. We maken mee hoe Koningin Wilhelmina de volwassen leeftijd bereikt en officieel koningin wordt. Stoomtrams vervangen meer en meer de paardentram en stoomschepen vervangen stilaan de zeilschepen. Vooral de ontsluiting van eilanden als Goeree-Overflakkee en Schouwen-Duiveland wordt goed in de verf gezet. Er ontstaan op enkele jaren tijd meer en meer tramlijnen tussen de veerverbindingen en eilanden staan niet meer totaal geïsoleerd. Toch blijft te voet gaan in de dichtbije omgeving de hoofdbezigheid, want voor veelvuldige uitstapjes heeft de gewone man tijd noch geld. We leren ook hoe de tram ‘het moordenaartje’ of ‘de brokkendoos’ wordt genoemd, want deze nieuwe uitvinding reed naar de normen van toen snel en soms werd er daardoor iemand aangereden of kantelde er een wagon.

‘Hazen vraten heel graag van de hopen wachtende suikerbieten op de laadplaatsen en die werden dan ook regelmatig doodgereden op het spoor. Dan werden die beesten mee naar huis genomen als een welkome aanvulling op het menu van het trampersoneel. Maar na het verwerken van de bieten bleef de pulp over en de pulptrams zorgden voor heel veel stinkende viezigheid midden in het dorp, omdat de tram daar nu eenmaal doorheen reed.’

De gebeurtenissen worden meeslepend beschreven. Je leeft meteen mee met Cora’s belevenissen en die van het gezin Emmerzael. We zien hoeveel nadruk er lagen op plicht en gehoorzaamheid aan de ouders in een mate die we ons nu niet meer kunnen voorstellen. Daardoor zit Cora echt vastgeketend in een leven dat ze niet wil, zodat je alleen maar heel erg kan meeleven met haar. Wat ook veel indruk maakt, is hoezeer schandalen van een individu hun gevolgen kennen voor de volledige familie, zowel op persoonlijk als op professioneel vlak.

De schrijfster neemt haar tijd om de personages goed uit te werken. Zo is Cora zorgend en flink, is vader bars en dominant, Anneke pragmatisch en vroegwijs, …

Een minpuntje aan het boek is dat er een aantal keer iets wordt verteld dat al eerder is verteld in het boek. Het lijkt of de auteur hier even vergeten is dat ze dit al verteld had. Dat stoort op dat moment wel even, hoewel het om kleine dingen gaat.

Wie begint aan de ‘Stoomtram’-trilogie zal heel beeldend de prille twintigste eeuw voor zich zien en daar vol interesse de avonturen van Cora en haar familie kunnen meebeleven. Van Wageningen plaatst haar lezer werkelijk op de eerste rij om dit mooie verhaal mee te maken. De lezer kan zo genieten van een lief en romantisch verhaal over deze boeiende streek en familie en dat in een interessante tijdsperiode.

Deze recensie verscheen eerst op Hebban.nl


 


Verloren zielen


In De bessenplukkers, van Amanda Peters, vertaald door Caecile de Hoog, verliest de indiaanse Joe op een dag zijn vierjarige zusje Ruthie uit het oog tijdens de bessenpluk. Ruthie verdwijnt van de steen waarop ze zat. Joe zal zich zijn hele leven schuldig voelen en dit zal zijn levenswandel en beslissingen tekenen. Een eind verderop woont Norma. Ze heeft last van vreemde dromen die niet lijken te passen bij haar leven, maar weggewuifd worden als fantasie door haar witte familie. Pas als Norma op middelbare leeftijd is, zal ze de duistere geheimen ontsluieren die haar gezin angstvallig geheim hield.

Schrijfster Amanda Peters is van gemengde Mi’kmaq en Europese afkomst en werkt op het Institute of American Indian Arts. Ze schreef reeds een kortverhalenbundel, maar De bessenplukkers is haar debuutroman. Hierin vertelt ze over de Mi’kmaq, een indianenvolk. Hoewel het boek genomineerd werd en prijzen won, kon het mij niet volledig bekoren. De auteur weidt relatief weinig uit over het leven en de gewoonten van de Mi’kmaq, wat jammer is. Toch is dit misschien net wat het realistisch maakt. Hoewel iedereen het gezin van Joe in de gaten houdt omwille van hun donkere huid, zijn ze behoorlijk westers. Enkel de ouders spreken nog de taal, hoewel de vader inspeelt op de stereotypen en zijn kennis van het Engels grotendeels verbergt als dit geld kan opbrengen bij onwetende toeristen die een indiaanse gids wensen.

Dit racisme en deze vooroordelen komen doorheen het boek op verschillende plekken naar voren. Zo hoort Joe al als kind dat zijn ‘indianenbloed’ zuur is. Hij zal zich een groot deel van zijn leven afvragen of hij een slechtere inborst heeft louter omdat hij indiaans is. Vader wordt dan weer gecomplimenteerd met zijn lichter getinte dochter Ruthie, want zij zal hier voordeel van hebben, als hij tenminste stopt met ‘dat brabbeltaaltje’ tegen haar te spreken. Wanneer Ruthie verdwijnt, onderneemt de politie niets en dreigt de landeigenaar hen al snel te vervangen wanneer ze te lang blijven zoeken naar Ruthie. Doorheen het boek zien we een evolutie wanneer dat racisme vermindert eenmaal er zoveel donker getinte arbeidsmigranten zijn dat niemand er meer van opkijkt.

De hoofdstukken vanuit het perspectief van Joe springen heen en weer tussen zijn kindertijd en jeugd en zijn oude ik in het heden. Hij overdenkt de vele fouten die hij gemaakt heeft en de vele mensen die hij gekwetst heeft als ‘verloren ziel’ zoals zijn moeder hem noemt. Hierin merken we dat het schuldgevoel over Ruthies verdwijning nooit helemaal verdwijnt. We zien hoe de hele familie na jarenlang zoeken naar Ruthie langzaam ten onder gaat aan het niet-weten of ze nog leeft of niet.

Joes perspectief wisselt telkens af met dat van Norma die opgroeit met telkens terugkomende dromen en veel verwarring in een donker huis waar de gordijnen nooit open mogen en de obsessieve moeder haar als een havik in de gaten houdt uit angst haar te verliezen. ‘Als er iets was waar mijn moeder in uitblonk, was het inspelen op schuldgevoel.’

Het boek kent vele mooie zinnen en knappe beelden, zoals hoe ‘alles wat in het diepe duister van haar geweten verborgen lag naar buiten sprong en lag te klapperen als een vis op de oever van een meer.’

Of ook

‘We namen haar stilte mee naar huis in de auto. Ze kleefde aan mijn kleren, zat in mijn haar, was onder mijn nagels gekropen, woonde in de zuchten van Mark. Ze sliep tussen ons in.’

De afwisseling tussen Joe en Norma is goed geschreven. Telkens een hoofdstuk eindigt, smaakt het naar meer en lees je nieuwsgierig door. Ook de psychologie tussen de personages is boeiend. Zo is de relatie tussen Norma en haar manipulerende, neurotische moeder goed uitgewerkt.

Kortom, een boek waar veel in zit qua spanning en psychologie, met als kleine minpuntje dat er misschien meer te leren viel over de cultuur van de Mi’kmaq.