maandag 13 november 2023

 Na het prachtige De hemel is altijd paars, schrijft Rezazadeh met Ik ken een berg die op me wacht opnieuw een prachtig boek. Lees hieronder op Hebban hoe het boek mij beviel.


Weemoedig kunstwerkje


Na haar poëtische en zeer gesmaakte debuut, De hemel is altijd paars, brengt Sholeh Rezazadeh nu Ik ken een berg die op me wacht uit. Voor dit boek bestudeerde ze de leefwereld en de tradities van de Shahsevan- en Bakhtari-nomaden.

De 40-jarige Alma woont op een woonboot op de Amstel. De laatste tijd voelt ze zich teneergeslagen door de drukte en onverschilligheid van de Westerse wereld. Ze neemt het besluit zich een tijdje te vestigen in de Iraanse bergen bij een groep nomaden. Saray is een jonge nomadenvrouw. Zij leeft sinds jaar en dag in de prachtige, maar woeste omgeving van de krachtige rivier Aras. Daar hoedt haar volk vee, looit geitenhuiden, karnt de melk met de hand en leeft van de natuur. Ze hebben geen Westerse technologie en hun leven bestaat uit rust, ruimte, regelmaat en hard werken.

Wat dit boek origineel maakt, is dat het verteld wordt vanuit het perspectief van de rivier Aras, die ‘zijn’ nomaden observeert en becommentarieert.

Doorheen het verhaal loopt de rode draad van de klimaatopwarming. Die oefent een grote invloed uit op het leven van de nomaden. Het volk trekt ’s winters naar het dal en ’s zomers richting de bergen, maar het moment van die migratie begint te verschuiven en de lengte van een verblijf verandert. Er ligt ieder jaar minder sneeuw, de rivier bevat minder water, de vissen sterven en het nomadische leven komt sterk onder druk te staan. Alma vertelt dan weer hoe Nederland niet almaar minder, maar meer water heeft en hoe haar rivier Amstel langzaam stijgt.

‘Wat zou er van deze vlakte overblijven behalve een oud litteken op het gerimpelde voorhoofd van de langzaam afstervende aarde?’

Net zoals in haar debuut, blaast de schrijfster haar lezers ook in dit boek weer omver met weergaloos prachtige taal. Op een woord wordt ‘gekauwd’ voor het wordt ‘doorgeslikt’, het water praat niet maar ‘golft’ zijn tekst, een hart zit ‘vol zwaluwen’. In dit boek ligt de nadruk nog meer op poëzie, zodat vooral in het begin wanneer er heel veel geobserveerd wordt en er weinig gebeurt, sommige lezers misschien even zullen moeten doorzetten. Maar dat loont absoluut de moeite.

De schrijfster creëert sterke en originele beelden : ‘De natuur trok plotseling en slordig haar feestkleding en haar ongemakkelijke schoenen uit, gooide ze in een hoek en viel in slaap; dronken, moe en lusteloos na een lang feest.’

Ook personages zoals de nukkige rivier Aras of de mysterieuze Ipek die tapijten weeft uit bezorgdheid voor de verstoorde slaap van de bomen zullen de lezer bijblijven.  

De auteur trekt regelmatig mooie parallellen zoals tussen de dode vissen die op de Aras drijven en de blikjes, plastic en sigarettenpeuken die op de Amstel drijven.

Het enige minpuntje dat op het boek aan te merken valt, is dat Rezazadeh de tegenstelling tussen de idyllische nomadenwereld en de onverschillige Westerse wereld zo absoluut stelt, waardoor het af en toe ietwat richting een tirade gaat. Toch moet gezegd dat ze vele terechte punten aanstipt, zoals wanneer ze de jonge nomade Doeman verbaasd laat vragen of mensen in het Westen betalen om een uur te mogen rusten en niets doen, of om in de natuur te wandelen. Met dit mooie kleinood houdt de auteur de Westerse lezer absoluut een spiegel voor.