Na het prachtige De hemel is altijd paars, schrijft Rezazadeh met Ik ken een berg die op me wacht opnieuw een prachtig boek. Lees hieronder op Hebban hoe het boek mij beviel.
Weemoedig kunstwerkje
Na haar poëtische en zeer gesmaakte debuut, De hemel is
altijd paars, brengt Sholeh Rezazadeh nu Ik ken een berg die op me wacht uit. Voor
dit boek bestudeerde ze de leefwereld en de tradities van de Shahsevan- en
Bakhtari-nomaden.
De 40-jarige Alma woont op een woonboot op de Amstel. De
laatste tijd voelt ze zich teneergeslagen door de drukte en onverschilligheid
van de Westerse wereld. Ze neemt het besluit zich een tijdje te vestigen in de Iraanse
bergen bij een groep nomaden. Saray is een jonge nomadenvrouw. Zij leeft sinds
jaar en dag in de prachtige, maar woeste omgeving van de krachtige rivier Aras.
Daar hoedt haar volk vee, looit geitenhuiden, karnt de melk met de hand en leeft
van de natuur. Ze hebben geen Westerse technologie en hun leven bestaat uit
rust, ruimte, regelmaat en hard werken.
Wat dit boek origineel maakt, is dat het verteld wordt
vanuit het perspectief van de rivier Aras, die ‘zijn’ nomaden observeert en
becommentarieert.
Doorheen het verhaal loopt de rode draad van de
klimaatopwarming. Die oefent een grote invloed uit op het leven van de nomaden.
Het volk trekt ’s winters naar het dal en ’s zomers richting de bergen, maar
het moment van die migratie begint te verschuiven en de lengte van een verblijf
verandert. Er ligt ieder jaar minder sneeuw, de rivier bevat minder water, de
vissen sterven en het nomadische leven komt sterk onder druk te staan. Alma
vertelt dan weer hoe Nederland niet almaar minder, maar meer water heeft en hoe
haar rivier Amstel langzaam stijgt.
‘Wat zou er van deze vlakte overblijven behalve een oud
litteken op het gerimpelde voorhoofd van de langzaam afstervende aarde?’
Net zoals in haar debuut, blaast de schrijfster haar lezers
ook in dit boek weer omver met weergaloos prachtige taal. Op een woord wordt ‘gekauwd’
voor het wordt ‘doorgeslikt’, het water praat niet maar ‘golft’ zijn tekst, een
hart zit ‘vol zwaluwen’. In dit boek ligt de nadruk nog meer op poëzie, zodat
vooral in het begin wanneer er heel veel geobserveerd wordt en er weinig
gebeurt, sommige lezers misschien even zullen moeten doorzetten. Maar dat loont
absoluut de moeite.
De schrijfster creëert sterke en originele beelden : ‘De
natuur trok plotseling en slordig haar feestkleding en haar ongemakkelijke
schoenen uit, gooide ze in een hoek en viel in slaap; dronken, moe en lusteloos
na een lang feest.’
Ook personages zoals de nukkige rivier Aras of de
mysterieuze Ipek die tapijten weeft uit bezorgdheid voor de verstoorde slaap
van de bomen zullen de lezer bijblijven.
De auteur trekt regelmatig mooie parallellen zoals tussen de
dode vissen die op de Aras drijven en de blikjes, plastic en sigarettenpeuken
die op de Amstel drijven.
Het enige minpuntje dat op het boek aan te merken valt, is dat Rezazadeh de tegenstelling tussen de idyllische nomadenwereld en de onverschillige Westerse wereld zo absoluut stelt, waardoor het af en toe ietwat richting een tirade gaat. Toch moet gezegd dat ze vele terechte punten aanstipt, zoals wanneer ze de jonge nomade Doeman verbaasd laat vragen of mensen in het Westen betalen om een uur te mogen rusten en niets doen, of om in de natuur te wandelen. Met dit mooie kleinood houdt de auteur de Westerse lezer absoluut een spiegel voor.