Avondles
Daan en Peter fietsen gemoedelijk babbelend naar
huis na hun wekelijkse les Spaans op donderdagavond. Daan geniet nog
na van Peters kemel tijdens de les. “Akkoord, makker,” zegt hij,
“Consuela is een stuk, maar om nu avances te beginnen maken,
terwijl je eigenlijk iets totaal anders wou vragen...”
Peter lacht wat groen en frunnikt aan zijn Rock
Werchterbandje. Vreemde talen zijn niet echt zijn sterke punt, maar
dat Spaans klinkt zo leuk en het zou ronduit cool zijn als hij deze
zomer op de camping wat plaatselijke babes kan versieren zonder dat
zijn ma het door heeft...
Als Daan halverwege zijn analyse zit over de laatste match van
Club Brugge, komt het boswegeltje in zicht. Peter onderbreekt Daan
midden in zijn monoloog en neemt afscheid. Hij slaat het boswegeltje
in. Grinnikend fietst hij snel over het smalle pad. Die Daan toch met
zijn eeuwige obsessie voor Club Brugge. Hijzelf is een redelijke fan
van voetbal, maar de obsessieve proporties die het bij Daan
aanneemt... Hij schudt zijn hoofd en gaat wat sneller fietsen. Het
voelt kouder en donkerder aan dan anders deze avond. Misschien heeft
zijn ma toch een punt als ze zegt dat hij beter rondfietst dan deze
shortcut te nemen. Het pad lijkt smaller dan anders en de takken van
de struiken mogen best eens gesnoeid worden. Geërgerd zucht hij en
mompelt tegen zichzelf: “Komaan, angsthaas, het is maar 500 meter,
dát lukt je toch hopelijk nog wel.”
*****
Als de telefoon een uur later rinkelt, neemt Daan
verstrooid op, met zijn hoofd nog half bij de strip die hij aan het
lezen is.
“Hallo Daan, met Stef Verhoeven. Is Peter bij jou
blijven plakken?” klinkt de stem van Peters vader aan de andere
kant van de lijn.
“Nee, die is een uur of wat geleden recht naar
huis gereden. We hebben afscheid genomen aan het boswegeltje.”
antwoordt Daan verbaasd.
“Vreemd, hij is nog niet thuis. Hij zal wellicht
nog ergens anders gestopt zijn, hoewel het vreemd is dat hij dan door
het bos gereden is. Zowat het enige wat daarachter ligt, is onze
straat...”
“Heb je zijn gsm geprobeerd?” onderbreekt Daan
hem.
“Jazeker, maar die wordt niet opgenomen.” zegt
de vader van Peter.
“Als ik iets van hem hoor, zal ik zeggen dat u hem
zoekt.” belooft Daan.
“Ok, bedankt en goede avond.”
*****
De volgende ochtend wordt Daan wakker van de bel.
Slaperig stommelt hij naar beneden. In de hal staat zijn moeder met
een bleek gezicht. Naast haar staan twee politiemensen.
“Peter is vannacht niet thuisgekomen.” vertelt
zijn moeder.
“Mogen we je enkele vragen stellen?” vraagt de
oudste van de twee agenten.
Daan vertelt opnieuw wat hij gisteren ook al tegen
de vader van Peter gezegd heeft. Ja, Peter was op weg naar huis en
hij heeft hem voor het laatst gezien aan het boswegeltje.
De agent schudt somber zijn hoofd.
“We hebben zijn route nagetrokken, maar we vinden
enkel fietssporen op de eerste helft van het traject. Het heeft
natuurlijk hard geregend vannacht, dus de sporen kunnen deels
weggespoeld zijn...”
*****
Als de agenten weg zijn, vertrekt Daan naar school.
Op school kan hij zijn hoofd er echter moeilijk bijhouden. Als de bel
klinkt voor de middagpauze, besluit hij om er de brui aan te geven
voor de rest van de dag. Met een smoes over keelpijn vertrekt hij
naar huis. Als hij het boswegeltje passeert, aarzelt hij. De politie
heeft de ingang tot het bos verzegeld, maar de struiken iets verderop
groeien zo ver uiteen dat hij er gemakkelijk doorkan... Vooruit,
waarom ook niet. Peter is zijn beste vriend en misschien vindt hij
iets wat de agenten deze ochtend over het hoofd gezien hebben. Hij
volgt langzaam het smalle pad en ziet dat de agent gelijk had. De
fietssporen houden plots op, alsof Peter in rook is opgegaan. Daan
denkt even na en neemt dan zijn gsm. Hij belt Peters nummer. Niets.
Hij loopt een eindje verder en probeert het opnieuw. Weer niets. Hij
begint systematisch het pad af te lopen en probeert om de tien meter
opnieuw. Bij poging elf heeft hij prijs. Het is zwak, maar als je
weet waar je moet naar luisteren, dan hoor je het idiote
voetbalfluitje dat de ringtune vormt van Peters gsm. Daan luistert
geconcentreerd. Het geluid lijkt uit het struikgewas te komen aan
zijn linkerkant. Daan probeert door het struikgewas heen te geraken
en vraagt zich af hoe Peter hier ooit doorgeraakt is zonder
kleerscheuren. Het struikgewas staat hier zo dicht opeen dat hij er
enkel met veel trekken en duwen door geraakt. Hij baant zich een weg
door de takken en belt opnieuw. Ditmaal klinkt het voetbalfluitje
iets dichter, maar toch nog steeds een eind van hem verwijderd.
Terwijl hij zich door de takken heen blijft
worstelen, trekt plots een weerkaatsing zijn aandacht. Daan kijkt
omhoog en zijn adem stokt. Op zo’n twintig meter hoogte hangt de
fiets van Peter in een boom. Hoewel ‘hangen’ het verkeerde woord
is. De fiets is rond de boom heen gestrikt en het volledige kader is
verwrongen. Daan kijkt in paniek om zich heen. Het is onmogelijk dat
de fiets zonder kraan in die boom geplaatst is. Toch is het
onmogelijk om met een kraan tot hier te komen, zonder een spoor van
vernieling achter te laten in het dichte struikgewas... Iets of
iemand met bovenmenselijk veel kracht waart hier rond en heeft de
fiets rond die boom geplooid.
Daan is nu zo in paniek dat zijn handen trillen als
hij opnieuw het nummer van Peters gsm probeert te bellen. Twee maal
laat hij zijn gsm vallen voor het hem lukt. Moeizaam worstelt hij
zich verder in de richting van het geluid. Eindelijk wordt het geluid
zo luid dat Daan weet dat hij er bijna moet zijn. Dan ziet hij de gsm
liggen op de grond. Als hij er naartoe loopt, registreert hij weerom
de vreemde afdrukken die hij al eerder opgemerkt heeft, zonder er
acht op te slaan. Bij het pad waren er afdrukken herinnert hij zich
nu. En bij de boom waar hij de fiets vond en nu weer. Afdrukken van
een beest, beseft hij nu. Een monsterachtig groot beest... Het
knagende gevoel dat hem al bekruipt sinds hij de fiets zag op die
onmogelijke hoogte, dreigt hem volledig te overvallen. Daan slikt en
bukt zich om de gsm op te rapen. Dan deinst hij achteruit en
kokhalst. Naast de gsm ligt een hand met een polsbandje van Rock
Werchter. De hand lijkt met bruut geweld van een lichaam gerukt te
zijn. Het lichaam zelf is spoorloos. Enkel een grauwe hand, met
sporen van tanden erop. De nagels zijn gescheurd waar de hand
vergeefs heeft geprobeerd zich klauwend te verweren. Verder ligt er
niets. Enkel een hand als stille getuige van wat zich hier heeft
afgespeeld...
©Sofie De Braekeleer, 1131 woorden.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten